Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Geloofsafval bij kostschoolleerlingen vanaf de jaren '60

Een belangrijk doel van veel internaten in Brabant was het opvoeden van kinderen tot goede katholieke burgers. De broeders, paters en zusters die verantwoordelijk waren voor deze opvoeding, leefden hun leven al in dienst van God en probeerden hun godsdienstige leef- en denkwijze mee te geven aan de internen. Dit lukte echter lang niet altijd. Uit interviews met oud-leerlingen blijkt dat veel van hen al tijdens hun internaatverblijf van hun geloof zijn gevallen.


Meisjes tijdens de H. Mis in de kerk aan de Schoolstraat in Dinther, 1967.

Katholiek leven

De katholieke godsdienst zat op de meeste internaten ingebakken in het dagelijkse leven. Bijna alle internaten hadden hun eigen kapel of kerk waar elke ochtend een mis werd opgedragen. Ook was het voor kinderen vaak verplicht om elke dag een weesgegroetje te bidden. Bijbelstudie en catechismusles waren voor veel internaten vaste onderdelen van het vakkenpakket. Op sommige internaten, zoals Mater Misericordiae in Tilburg, stond de bibliotheek tot aan de jaren zestig vol met uitsluitend katholieke literatuur. Bij de Francescanessen van Veghel werden meisjes in de badkamer door een plakkaat met een alziend oog eraan herinnerd dat God alles ziet.

Kritisch op het geloof

Al deze aandacht voor het geloof en de godsdienst kon er echter niet voor zorgen, dat alle kinderen het katholieke geloof ook daadwerkelijk omarmden. Voor sommigen werkten alle maatregelen zelfs averechts. Jeanne Eikelenboom ging bijvoorbeeld in 1960 naar de Francescanessen in Veghel met het idee om zelf ook zuster te worden. “Dat is toch wel heel hard omgedraaid op het internaat”, vertelt ze. Gedurende haar tijd op het internaat werd ze kritischer op het geloof. Ze uitte deze kritiek ooit in een opstel dat ze voor Nederlands moest schrijven. “Daar stond een heleboel in over de litanie, en dat ik dat raar vond, iedere keer het zelfde herhalen”, herinnert ze zich. “Dat was natuurlijk tegen het zere been van de nonnen”.

Het katholicisme als ‘schim van zichzelf’

Veel mensen vielen ook van hun geloof omdat de kerk niet meeging met de tijd. Met name in de jaren zestig veranderde er veel op sociaal en maatschappelijk gebied. Een leegloop van katholieke kerken was daar een gevolg van. Op internaten werd het verschil tussen de snel veranderende maatschappij buiten de muren en het beschermde christelijke leven daarbinnen, steeds duidelijker.


Bisschop Bekkers Tafeltennisend op Mater Misericordiae, 1957-1960. Foto met dank aan Thea Zegers.

Zo had ook Geert Gunneweg het idee om zijn leven in dienst van God te stellen voordat hij in 1963 naar het internaat van de Kruisheren in Uden vertrok. “Ik ging op mijn twaalfde naar Uden met de vaste overtuiging om missionaris in donker Afrika te worden en een jaar later was dat over”, vertelt hij, “Toen liep ik met een boekje van Ik, Jan Cremer, gekaft in het omslag van het Oude Testament en liep ik twee keer per dag en vijf dagen per week naar de kapel in een rij”. Het voelde voor hem niet alsof de kerk nog enig gezag had. “Het katholieke geloof was denk ik een schim van zichzelf geworden”, zegt hij.

Dat de kerk aanzien verloor, komt ook naar voren in een interview met Toon Swinkels, een oud-leerling van de priestersopleiding van Eymard-Ville in Stevensbeek. Volgens hem ging bijna niemand van de leerlingen eind jaren vijftig en begin jaren zestig naar het internaat om priester te worden. Zijn broer had net de priesterwijding ontvangen toen hij naar het internaat vertrok. “Toen mijn broer de priesterwijding ontving, liep heel het dorp uit. Alles liep in een stoet achter mijn broer aan naar de kerk, waar hij voor de eerste keer de mis op ging dragen. Dus mijn ouders waren zo trots als een pauw dat hun zoon daarnaartoe ging. Daar keek ik tegenop”, herinnert hij zich. Het was een goed voorbeeld van het prestige dat een leven in dienst van God kon bieden, maar toch voelde Toon zelf nooit echt een roeping. Uiteindelijk zou dit ook de reden zijn dat hij zijn opleiding op het internaat niet af mocht maken.

Misbruik op katholieke internaten

De meest donkere reden dat sommige kostschoolleerlingen zich tegen het katholicisme keerden is seksueel misbruik. Het is bekend dat op diverse internaten geestelijken zich hebben vergrepen aan de kinderen die ze hadden moeten opvoeden. Voor de misbruikten is het moeilijk om nog te vertrouwen in kerk en geloof. Dat was ook het geval voor Conny Smulders, die zowel op Sint-Jozefzorg in Berkel-Enschot als op het pensionaat Sint Joseph in Dongen door zusters werd misbruikt. Na haar kostschooltijd ging ze in de zorg bij de katholieke organisatie Assisië. “En dat was ook heftig!”, vertelt ze, “maar ja, ik heb de kont daar tegen de krib gezet”.

Veel internaten waren gericht op een katholiek leven vol met katholieke tradities en ideologie. De broeders, paters en zusters waren echter lang niet altijd in staat om een nieuwe generatie met hun eigen overtuiging te bezielen. De wereld buiten de internaten veranderde snel en dit werkte door op de leerlingen én op hun opvoeders. Het is een van de oorzaken dat de katholieke kerk in de jaren zestig bij de jeugd aan gezag verloor. Bovendien werden veel kinderen misbruikt door de geestelijken die het katholicisme hadden moeten overdragen aan een nieuwe generatie, maar in plaats daarvan veel van die kinderen voor het leven beschadigden.

3

Reacties (3)

Mathilde de Vries zei op 13 augustus 2020 om 14:34 uur

Toen ik naar de Catharinenberg in Oisterwijk ging was ik 12. Geloof was niet echt iets waar ik me mee bezighield, thuis gingen we naar de kerk en de pastoor vertelde af en toe iets tijdens de godsdienstles. Dat was het. Op kostschool moesten we iedere dag naar de kerk, er moest voor en na het eten gebeden worden, zoals om 12.00 uur het angelus, ik had er nog nooit van gehoord. Als je er in het weekend was ook 's middags het lof en het rozenhoedje. Allemaal stomvervelende activiteiten. Ik weet nog dat ik een keer ging biechten, je hoefde niet iedere week maar er werd verwacht dat je regelmatig ging. Ik dreunde een rijtje af: gejokt, een snoepje weggepakt etc. Onschuldige zaken. De priester die de biecht afnam zei: "jij begrijpt er ook niets van". Hij legde mij, 12 of 13 jaar oud, ook niet uit wat ik niet begreep. Ik ben nooit meer geweest.
Sommige nonnen hadden een trouwring om, ik vroeg in mijn onnozelheid aan zo'n non of ze misschien getrouwd was geweest. "Nee kind, ik ben met God getrouwd", was het antwoord. Zo jong als ik was dacht ik wel dat God maar een slechte minnaar was: alle nonnen hadden van die bleke handen en van die afgetrokken gezichten. Geen enkele non zag er stralend gezond uit.
Tijdens mijn kostschooltijd heb ik al die kerkdiensten uitgezeten, daarna, bijna 17, ben ik opgehouden met naar de kerk gaan. Zeker in de eerste tijd na kostschool stond de kerk gelijk met bekrompen gedoe, met autoritaire mensen, met bangmakerij.

Ad van Heeswijk zei op 4 december 2020 om 11:47 uur

Mag ik voorstellen de laatste zin van dit verhaal als volgt te wijzigen: "Bovendien werden veel kinderen misbruikt door de geestelijken die het katholicisme hadden moeten overdragen aan een nieuwe generatie, maar in plaats daarvan veel van die kinderen voor het leven beschadigden". Dat lijkt me veel belangrijker dan het beschadigen van de reputatie van de kerk. We weten intussen genoegzaam dat voor de kerk het beschadigen van haar reputatie altijd veel belangrijker is geweest (en voor een groot deel nog is) dan de schade die werd toegebracht aan de lichamelijke en psychische gezondheid van de slachtoffers!

Thijs de LeeuwBHIC zei op 7 december 2020 om 10:30 uur

@Ad: dank voor je suggestie, helemaal mee eens om de nadruk zo te leggen. Ik ga het aanpassen en graag tot ziens op de site.

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.