Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Het Eindhovens Bels Lijntje (1/12)

Als misdienaar te Strijp bij de Teresiaparochie kwam ik soms per fiets naar de stad Eindhoven om bij de zusters Reparatricen aan de overdrukke Willemstraat grote plastic dozen hosties te halen voor onze pastoor B.P.M. De Beer.

Eindhovense Reparatricen

Deze zusters waren gespecialiseerd in het brengen van eerherstel aan Christus. De Zusters Reparatricen (ook Soeurs de Marie-Réparatrice genoemd, ofwel Congregatie van Maria Eerherstel) vormen nog steeds een rooms-katholieke kloostercongregatie.

Je had ze in dat reservaat aan de Willemstraat. Ze hadden een blauwe wijduitstaande sluier en op de borst een zilveren hart. Brachten ze geen eerherstel, dan deden ze aan maatschappelijk diocesaan hulpbetoon en hielden aan een stuk door veertig uren gebeden voor het eerherstel aan het Allerheiligste. Beide activiteiten kon ik niet wisselen. Ik vroeg het wel aan De Beer, maar die wist ook geen bescheid. Hij vond dat ik niet zoveel moest vragen. Daar had hij gelijk in.

Émilie d'Oultremont
Émilie d'Oultremont (bron: Wikimedia Commons).

De congregatie werd gesticht door Émilie d'Oultremont (1818-1878), telg van het Zuid-Nederlandse adellijke geslacht d'Oultremont. Als 19-jarige trouwt ze met baron Victor van der Linden d'Hooghvorst (1813-1847), maar hij komt vroeg te overlijden. Op 8 december 1854, toen Pius IX het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria afkondigde, zou Émilie een visioen hebben gehad waarin ze werd opgeroepen om zich te wijden aan het religieuze leven. Nou, dat hielp mij ook niet echt de brug over. Het werd overigens alleen maar interessanter. Een jochie hoeft niet alles uitgeduid te krijgen. Ik vond deze Reparatricen alleen daarom al de fietstocht overwaard.

Het eerste huis van deze congregatie werd in 1857 gesticht te Straatsburg, met toestemming van de plaatselijke bisschop. De congregatie breidde zich snel uit, zoals in Parijs (1857), Doornik (1863), en Luik (1866). In 1869 werd de congregatie goedgekeurd door het Vaticaan. In 1997 werd de stichteres zalig verklaard door Paus Johannes Paulus II. Kwam je binnen, dan werd je afgezonderd in een aparte aquariumachtige wachtruimte met een loket. Daar zat een norse reparatrice achter die even geen eerherstel ondernam.

De bestellingen van liturgische baksels

Ze had net als bij de kaartverkooppunten bij de spoorwegen een soort ronddraaiende wisselplaat waar je de bestelling en de munten op kon leggen. Daar wierp de religieuze een korte blik op, zette paraaf, telde de munten en verwees je naar een houten bank. Even wachten, was dan het parool. Er waren nog meer gegadigden en er was heilloos tl-licht dat alles in een trillende gloed zette. Het ziekenfondsuur bij de tandarts. Kennelijk bakten reparatricen als bijverdiensten deze ronde platte schijfjes in een speciaal keukentje dat uitkeek op de wat troosteloze achtertuin.

Dat kon ik wel zien als er achterin een soort serredeur openging. Dan zag ik inderdaad zusters die bakplaten beheerden met grote persmechanismen. Fascinerend. Bij Diergaarde Blijdorp had ik de Australische zevenslaper wel zien hangen in zijn boom, maar dit was attractiever.  Achter een zwaar geteerde schutting kwam soms een goederentrein voorbijschuiven op weg naar Valkenswaard en uiteindelijk Hasselt. Over een enkelspoor kwam dat gevaarte aanbriesen, duchtig stommelend. Men sprak van het “Bels Lijntje”. Het had een lange voorgeschiedenis, net als de zusters.

De overweg als obstakel voor doorgaand verkeer

Voordat ik op mijn ijzeren ros met stakige terugtraprem bij de Reparatricen arriveerde, moest ik veel kracht zetten om over de hooggelegen railbedding van het Bels Lijntje heen te komen, want de Willemstraat, aangelegd in de zeventiger jaren van de negentiende eeuw, was een echte opgehoogde kunstweg waarvan de aanbesteding nogal wat hoofdbrekens had gekost aan de gemeente Eindhoven. Juist op dit punt en om dit punt: de overweg van dat Belse Lijntje. De beek de Gender placht hier destijds in mijn jongelingsjaren in de vroege herfst massa’s water aan te voeren die niet aanstonds makkelijk geloosd konden worden via de Eindhovense stadsgracht, die meer noordoostwaarts liep rondom Eindhovens oude stadscentrum.

Reparatricenklooster Eindhoven
Het vormalige Reparatricenklooster aan de Willemstraat in 1989. (Foto: BHIC, fotonr. PNB001019160.)

De overweg in de Willemstraat

Er was een soort overlaatverbinding waardoor de afwatering op de Dommel zou moeten plaatsvinden, maar die kon die massa’s lang niet altijd verwerken. De Gender was van groot belang voor de verschillende Strijpse industrieën, waaronder het textielbedrijf Elias die de beek bezigde ter wassing van de linnen halffabrikaten die in de beemden te bleken werden gelegd. Elias had bij de vestiging bedongen dat er een spoorlijnverbinding in de buurt zou lopen, enerzijds voor de aanvoer van personeel, anderzijds voor het transport van grondstoffen, brandstoffen en halffabricaten en dat deze verbinding zo hoog zou liggen dat de communicatie seizoensgewijs niet gestoord of geschorst werd door die beruchte overstromingen die lang konden duren, soms zelfs tot in de lente.

Vandaar dat bij de aanleg van de spoorweg juist bij de overweg een zware ondergrond was afgestort en dat de Willemstraat daar hoger was met gematigde gradiënten voor het wegverkeer. Er waren ook twee rammelende barelen die statig op- en neerdaalden als er een trein aankwam. Die sloegen met een zware klik in de vorken van de opvangharken en bleven dan lang nasidderen terwijl bellen afgingen en knipperlichten aansloegen.

Het was een geweldig avontuur om deze heuveling in een kordate spierkrachtelijke beweging te nemen en dan vooral niet met het voorwiel toch nog in de contrarail te verzeilen, omdat het zwaar trappen ook tot slingeringen leidde die men niet altijd in de hand had, zeker niet wanneer de van Strijp komende E-Bus je achteropzat, hees toeterend terwijl de Magirus-motor gierende geluiden maakte, middelerwijl zware donkeren dieselrook uitbrakend.

Vanuit de ooghoeken meende je als eenzaam fietsertje al de locomotief te zien naderen vanaf het hoogspoor dat naar deze overgang leidde in een flauw verlopende bocht. Die had dan nog wel geen hoge snelheid, omdat die bocht ook wel remmend werkte, maar het idee dat je godvruchtige expeditie definitief kon stranden via die contrarail, terwijl aan beide zijden de bareel de door- of teruggang verhinderde, bezwaarde het jongensgemoed wel degelijk.

Hosties
Hosties (bron: Wikimedia Commons).

Vooral omdat mijn vader die niet rijden kon, één keer met zijn Volkswagen-brilletje hotsend en beukend over de rails bijna met de trein in botsing was gekomen. Vader had, de kaken krampachtig op elkaar, hevig gas gegeven en was aan een deerlijke dood nipt ontsnapt maar toch in krachtige aanraking gekomen met de twee bareels, die het lakwerk van deuken en schrammen hadden voorzien. Vader had er uitvoerig over verhaald, het angstzweet van het voorhoofd wissend. Het lag aan de machinist overigens. Niet aan vader. Die machinist kon niet rijden, die had weer niet uitgekeken. Levensgevaarlijk was die overweg. Het was, kortom, een tocht met haken en ogen. Ook transporttechnisch gezien.

De bezoedeling van de lading

De hosties, meer gemeenzaam ook 'ouwels' genaamd, werden bij duizenden afgestort in de plastic bussen conform De Beers bestellingen door de nonnen, die niet altijd de bijbehorende deksels via het schroefdraadsysteem deugdelijk verankerden. Bij het hotsend op de terugweg passeren van deze overweg, sprongen de bussen in de canvasfietstassen flink op en neer, waarbij de deksels soms losveerden zodat de liturgische baksels meer dan ééns in die contrarails terecht kwamen.

Dat was niet wat De Beer had beoogd met zijn dienstopdrachten en ik, nog niet op de hoogte met de beperkingen van de transsubstantiatie, meende verplicht te zijn aan roeping en stiel om deze hosties uit deze sleuven ijlings bijeen te vegen en terug te storten in de bussen. Onderwijl bereden door de vrees dat er weer een trein zou komen.

Want dat stond op het met een enkel andreaskruis versierd overwegbord: zolang het belsignaal klinkt, kan er nog een trein komen. Net als bij de wederkomst van Christus wist ik van dag noch uur, zodat het wel is voorgekomen dat sommige ouwels niet geheel onbesmeurd terugvielen in de bussen. De Beer nam het niet waar, maar de kapelaan Johannes Verhoeven wel degelijk. Hij placht mij bij de uitreiking aan de communiebanken, terwijl ik de dwaal op hield argwanend aan te kijken, alsof ik deze baksels nog eens aan een kunstbewerking had willen onderwerpen, maar iets gezegd erover heeft hij niettemin niet. Geklaagd is er wel bij de reparatricen. Doch die wisten geen bescheid. Te druk met dat eerherstel, giste ik.

Het reglement van de Alleenzaligmakende Kerk verhindert niet dat de transsubstantiatie doorgang vindt, zolang de bedienaar van de consecratie de ritualistiek maar perfect uitvoert, zo leert ons de Kerkvader Thomas van Aquino. Dat is zijn ex opere operato-doctrine. Het sacrament heeft een geldige werking onafhankelijk van de vroomheid en morele gesteldheid van degene die het sacrament bedient; voor sacramenten geldt 'ex opere operato': uit het werk zelf (ex opere) volgt de bewerking (operato). Waarover ik de BHIC-bezoeker hier al eerder mocht berichten. Achteraf valt dus dat hostie-fietsertje niets te verwijten, al had hij Verhoeven beter meteen om inlichtingen kunnen vragen.

Lees verder in deel 2.

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.